Vragen over aanpak criminaliteit buitengebied

Naast een prachtige stad en mooie kleine centra van dorpen, heeft de gemeente ’s-Hertogenbosch een prachtig buitengebied. Een gebied waar men de rust kan vinden, als men even de aan de drukte wil ontsnappen.

 

In datzelfde gebied zijn veel agrariërs woonachtig. Agrariërs die het momenteel zeker niet gemakkelijk hebben en vaak onder druk staan. Het kan dan aantrekkelijk zijn om een leegstaande schuur te verhuren. Echter blijkt dat veel partijen die deze schuren willen huren geen goede bedoelingen hebben, sterker nog, ze zijn er op uit om zulke schuren te gebruiken voor criminele en ondermijnende activiteiten. 

 

Uit cijfers van ZLTO blijkt dat 1 op de 5 leden hiervoor wordt benaderd. Door het verhuren van die ene leegstaande schuur bestaat de kans dat zij onbedoeld en onbewust deelnemen aan criminele ondermijnende activiteiten. Om dit te voorkomen hebben enkele gemeenten (Bernheze, Boekel en Meierijstad) samen met ZLTO, het Openbaar Ministerie en de politie hierover afspraken gemaakt en vastgelegd in een convenant (https://www.zlto.nl/belangenbehartiging/veilig-buitengebied).

 

In bovenstaand convenant staat o.a. vastgelegd dat eigenaren, verhuurders, bruikleengevers en verpachters van agrarische panden of gronden gecontroleerd worden op het gebruik daarvan. Daarnaast is in dit convenant besproken dat de huur niet voldaan mag worden met contant geld, waarmee gepoogd wordt te voorkomen dat er met crimineel geld wordt betaald. 

 

Naar aanleiding van het bovenstaande heeft de Bossche VVD de volgende vragen ingediend bij het college van B&W:

 

1.     ‘’Bent u het met de VVD eens dat een dergelijke gezamenlijke aanpak kan leiden tot het voorkomen van ongewilde betrokkenheid van eigenaren van schuren in het buitengebied? En men daarmee de kans op ondermijning verkleint?’’

2.     ‘’Wetende dat ook de gemeente ’s-Hertogenbosch veel aandacht schenkt aan het tegengaan van ondermijning, blijkt bij navraag dat de ’s-Hertogenbosch niet deelneemt aan deze collectieve aanpak, kunt u aangeven waarom niet?’’

3.     ‘’En bent u alsnog bereid hieraan deel te nemen? Ja/nee; waarom wel al dan niet?’’